Slavernij in achttiende-eeuwse kranten. Een impressie

[i]

Met de zoekterm ‘slaven’ krijg je via het digitale historische krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek direct fragmenten van de Nederlandse slavernijgeschiedenis voorgeschoteld. Dat deed ik voor het eerst in 2012 toen nog lang niet alle kranten waren gedigitaliseerd. Ik werkte in die tijd aan het levensverhaal van Quaco (± 1760 – na 1795), ooit de zogenaamde persoonlijke slaaf of ‘futuboi’ van legerkapitein John Gabriel Stedman.[ii] Sindsdien lagen de resultaten van mijn zoektocht in de spreekwoordelijke la. Hoog tijd om ze prijs te geven. Dat doe ik hierbij. Je vindt hier geen doorwrochte analyse, wel een impressie.

Bij wijze van inleiding: Jan Pranger

Jan Pranger was van 1730 tot 1734 directeur-generaal van Elmina, een groot handelsfort en dus ook slavenfort, aan de westkust van Afrika, in het huidige Ghana. Acht jaar later liet Pranger – hij woonde toen aan de Singel in Amsterdam – zich met een niet nader genoemde bediende portretteren door Frans van der Mijn. Het venster biedt uitzicht op Elmina.

Ik stelde mij voor dat Jan Pranger direct nadat hij zijn contract had beëindigd noordwaarts zou varen, naar huis. Maar na even zoeken in het online krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek bleek dat niet zo te zijn. Jan Pranger stapte aan boord van de Hèlena Galey, met bestemming  Suriname.  Aan boord 170 slaven, aldus de Amsterdamse Courant van 29 november 1735:

‘als meede ’t Schip de Hèlena Galey Capt. Teunis Baartspel, aen boord hebbende de geweezenene President Generael Jan Pranger en 170 Slaven, komende van de kust van Guinea, alwaer op den 15 May gearriveert was ’t Schip Duynvliet Klaes Jansz. (…) [ii]

Jan Pranger bleef nog even in Suriname, want pas op 5 april 1736 scheepte hij zich in voor de reis terug naar Nederland. Aan boord was ook zijn knecht. Dat staat althans in de inventarisatie van de schepen van en naar Suriname door J. de Bye. Dikke kans dat deze knecht de man is met de parasol – het beeldmerk van onderdanigheid – op het schilderij hierboven.

Slavernij bekend bij de krantenlezers

Oude kranten bieden een schat aan historische informatie en ze nodigen uit tot verder zoeken. De berichten gaan over ontmoetingen tussen koningen en andere invloedrijke personen, dus ook over het wel en wee van de ‘doorluchtige hoogheid’ de stadhouder en zijn gezin, en over de oorlogen en de handel. Hoe grootschalig  de handel was, illustreren de talloze namen van schepen en kapiteins en alle handelswaar. In elke krant vaste prik.

Er is daarom geen diepgaand onderzoek nodig om vast te stellen dat de lezende inwoners van de Republiek der Nederlanden op de hoogte waren van de slavernij en de slavenhandel: de schepen met aantallen ‘slaven’ staan in de krant tussen de andere scheepsberichten en net als voor elk ander schip wordt vermeld waar en wanneer het aankwam, vertrok, met welke bestemming en met welke ‘lading’. Die plaatsing is al veelzeggend: slaven waren handelswaar, net als textiel en graan.

Mannen in een koffiehuis met een biljart, Jacob Ernst Marcus, 1814, coll. Rijksmuseum.

Mannen in een koffiehuis met een biljart, Jacob Ernst Marcus, 1814, coll. Rijksmuseum.

Nu waren het vooral de rijke mannen die de kranten lazen, vooral in de koffiehuizen. Pas in de loop van de achttiende eeuw kregen meer mannen én vrouwen de kranten onder ogen. Toen daalde de prijs en groeide de oplage. De omvang van de krant bleef bescheiden: 2 tot 3 pagina’s, formaat lijkt A4, en letterlijk zwart van de kleine letters, zonder illustraties, maar met advertenties. Wat voor berichten kom je allemaal tegen?

Wil je handelen in slaven? Meld het!

Mannen in een koffiehuis met een biljart, Jacob Ernst Marcus, 1814, coll. Rijksmuseum .

[bijschrift] De Sociëteit van Suriname vergaderde tot 1791 in de Voetboogdoelen aan het Singel, het tweede gebouw van links. Daar staat nu het moderne gebouw van de Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Gerrit Lamberts, plm 1820. Amsterdams Archief.

De Sociëteit van Suriname plaatste de volgende advertentie in de Amsterdamse Courant op 8 mei 1738:

Alle de geene die geneegen mogte zyn Negros Slaven van de kusten van Africa over te voeren in de Colonie van Suriname, ten eynde aldaer te werden verkogt, gelieven zig te adresseeren binnen Amsterdam, aen Mr. Joan Hubert van Meel, Secretaris van de Societeyt van Surinamen, alwaer verder elucidatie te bekomen zal zyn.

Vijf dagen later, op 13 mei, werd de oproep van de Sociëteit van Suriname herhaald: wie in slaven wil handelen, mag zich melden.

Plantages en slaven te koop

Oude-Zijds Heerenlogement, Beeldbank Amsterdam, plm 1824. Later kwam hier het BInnengasthuis.

Oude-Zijds Heerenlogement, Beeldbank Amsterdam, plm 1824. Later kwam hier het Binnengasthuis.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In de kranten worden ook plantages aangeboden. Om nog maar even in Amsterdam te blijven – en nu komen we ook in de tijd dat Quaco in Suriname verbleef: op 31 augustus 1771 werd de verkoop aangekondigd van de suiker- en koffieplantage L’Espérance aan de Commenwijnerivier in Suriname, met ‘Moolens, Kook- en Dramhuizen, Meubilaire Goederen’, en met ‘Slaven en Slavinnen’. De verkoop zou plaatsvinden in het Ouderzyds Heerenlogement te Amsterdam.

Plantage Espérance, afbeelding uit J.G. Stedman 1790/1796 Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam. Quaco verbleef met Stedman regelmatig op de legerpost die op deze plantage was ingericht.

Plantage Espérance, afbeelding uit J.G. Stedman 1790/1796 Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam.
Quaco verbleef met Stedman regelmatig op de legerpost die op deze plantage was ingericht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kinderen verkopen, heel gewoon

In een aantal advertenties wordt expliciet vermeld dat ook kinderen bij de aankoop van de plantage horen. (Mocht het woord ‘slaaf’ misschien weinig tot de verbeelding van de lezers spreken, ik stelde mij voor dat zij dan wellicht toch wel geraakt zouden zijn als ze lazen dat ook kinderen bij de verkoop waren inbegrepen – dat lijkt overigens niet zo). Kinderen worden bijvoorbeeld genoemd in de advertentie van plantage Mes Delices te Rio Demarary, een deel van het huidige Guyana, toen in handen van de Republiek. Zo staat het in de Middelburgse Courant van dinsdag 10 juli 1777. De hoofdletters en cursiveringen heb ik overgenomen:

(…) ‘312 en 1 halve Akkers Land, beplant met omtrent 37.000 KOFFY BOOMEN, 11 Ackers ZUIKER-RIET en TUIN-PROVISIEN, met omtrent 50 SLAAVEN, zoo Mans, Vrouwen als Kinderen (…). ‘

Het zijn koele gegevens – een werkelijkheid die niet om een morele discussie vraagt. Overgedragen wordt steeds weer dat het normaal is mensen in slavernij te houden en daar horen kinderen bij.

Slavenschepen

De Amsterdamse Courant van 24 juni 1730 opent met de rubriek West-Indien. Daar is op 21 april gearriveerd het schip van Louis Ferret van Amsterdam en op 27 april ‘het Schip Brandenburg Capt. Jan Blok met 400 slaven van Guinea.’

Niet alleen dat de schepen aankwamen, ook hoe de slaven verkocht werden, staat in de krant. De lading suiker en de koffie die vervolgens vanuit Suriname werd verscheept, vermeldt het onderstaande bericht van 14 december 1727 eveneens – de driehoekshandel in enkele regels:

Den 2 dezer arriveerde van Elmina het West Indische Compagnie Schip, genaemt Steenhyse, gevoert by Cpt. Pieter de Jong, meede brengende 10 mannen, vrouwen, als kinderen, 637 stuks Negros Slaven, die overmorgen by publyke veylinge staen verkogt te worden. De tegenwoordige vertrekkende scheepen zyn de Vreede Schipper Pieter Loefhouwer, en de Maria Theresia, gevoert by Pieter Ekel, met dezelve gaen over niet alleen Suyker, maer Coffy, welke vrugt van jaer tot jaer merkelyk staet te vermeerderen.

Merk op dat de 10 passagiers worden onderscheiden in mannen, vrouwen en kinderen. Zij verbleven vast bovendeks, boven de ruimten waarin de gevangenen vervoerd werden: 637 in totaal.

Berichten uit Suriname

Er is belangstelling voor berichten uit Suriname, schrijft de Amsterdamse Courant in 1775. Daarom zal men doorgaan met ‘tijdingen’ uit Suriname. Ook over de Boni-oorlogen wordt de lezer geïnformeerd. De krant opent op 25 juli van 1775 dan met dit bericht:

Den 5 April, arriveerde van de Kust van Angola, na een Reis van 7 Weeken, Kapitein Bollaerd, met 260 Slaven, en den volgende dag van de Guinée, in 10 Weeken, Kap. A. Noels met 150 Slaven.

Op 29 juli 1775 over de aankomst van slaven:

Den 3 mei, arriveerde te PARAMARIBO, na een Reis van 7 Weeken en 6 Dagen van de Kust van Angola, Kapitein Jan Vos met 200 Koppen Neger Slaven.

In de Middelsburgsche Courant de berichten over de schepen die in Zeeland arriveren en hun bestemmingen. Zo meldt de krant op 13 oktober 1772:

Vlissingen, den 12. October. Eergisteren is van deze Stad in Zee gezeild het Schip de Sara Hendrietta, Capt. Hendrik Sandleeven, na Guine, om Slaven: En gisteren is alhier gearriveerd ’t Schip Wulpenburg, Capt. Pieter Beekman, van Angola, laatst van Zurinaamen, met de welke Tyding is gekomen, dat het Schip Prins Willem de Vyfde, Capt. Cornelis Loef, van Angola met Slaven, den 25. dito, te Zurinamen is aangekomen, die voornemens was van daar te vertrekken na Sint Eustatius of Curacao, zynde van Middelburg (…).

Slaven in verzet

De stem van degenen die tot slaaf waren gemaakt, klinkt nooit. De berichten lijken zich te richten op de handelaren en de handelaren in spé. Maar dat er verzet was, wordt wel duidelijk. Af en toe dan.  De Oprechte Haerlemsche courant op 12 april 1774 is het volgende bericht te vinden, ingeklemd tussen de tijdingen over andere slavenschepen:

Ook had men van de Kust tyding, dat Kapt. Pieter Daaren, te Dordrecht thuis hoorende, en zyn Opper Stuurman in de Kajuit door Slaven vermoord zyn.

Nog even daarvoor kon de lezers vernemen: …te Surinaamen gearriveerd aldaar nog drie van de Kust van Guiné aangekomen, den 25 November Cornelis van Kakum, daags daar aan Jan Wilton en 7 January Carel Pieters, Welke alle na St. Eustatius verzeild zyn;

En direct achter het bericht over de moord op de kapitein en de opperstuurman: Te Angola is gerarriveerd J. Dankers van Vlissingen; te Ostende Foekes van Bajoene (….)

Schipbreuk in de Corentijn

Brieven vormen voor de kranten de bronnen van informatie. In de Amsterdamse courant van 28 maart 1772 is een citaat opgenomen in het bericht over een schipbreuk:

Het was op den 17 den dezer, wanneer ik U.E. als in de Vlucht meldede, dat Capt. De Boer zyn Schip de Bellesarius in de Rivier de Corentyn had verlooren, twe Blanken zyn verdronke, en van d’Armesoen Slaven maar eenige weinige geborgen.

Twee ‘blanken’ verdronken evenals een armazoen slaven. Doorgaans wordt onder een armazoen de ‘lading’ bestaande uit slaven bedoeld. Een geheel schip met gevangenen is hier dus vergaan. Was het schip net als het schip De Leusden in 1738 die de Marowijne opvoer, de verkeerde rivier opgevaren? (zie studie van Leo Balai over het schip De Leusden!).

Kwamen bij de ramp met de Leusden, of liever gezegd, de massale moordpartij van de kapitein op alle gevangenen, naar schatting 664 mensen om het leven, ook de schipbreuk met de Corentyn was een ramp voor de Afrikaanse gevangenen. Volgens de gegevens van slavevoyages.org waren er 230 tot slaaf gemaakten aan boord en zijn er 36 aangekomen. Dat betekent dat onderweg en bij de schipbreuk bijna 200 Afrikanen zijn overleden, van wie de meesten zijn verdronken.

Wetten en regels voor tot slaaf gemaakten in Suriname

Ik zou hier nog de berichten kunnen opnemen uit 1775 waarin staat dat slaven in Suriname die op ‘verboden uren buiten lopen’ beboet zullen worden. Betalen hun meesters niet, dan worden hun slaven gestraft met de Spaanse bok. Of het bericht over het hof van Politie en Justitie te Suriname dat alle planters heeft gelast ‘hunne Slaven behoorlyk van Mondkost en het verdere nodige te voorzien’. Een bevel dat blijkbaar nodig was.

Eenmaal in het krantenarchief gedoken is het moeilijk maat te houden. De oude kranten doornemen heeft eenzelfde effect als de kaart bekijken met Amsterdamse slaveneigenaren: ze brengen de slavernij dichtbij, terug naar Nederland, de Republiek, ofwel naar de plek van waaruit de handel georganiseerd werd en waar de winsten werden opgestreken (zie website Mapping Slavery). Wie kon lezen wist van de slavernij en er is weinig fantasie nodig om je een beeld te vormen van de werkelijkheid die achter de cijfers verborgen lag.

Kritische stemmen lijken de kranten echter pas te bereiken tegen het einde van de achttiende eeuw als er aandacht is voor het verzet tegen slavernij in Engeland. Hoe groot is het contrast dan met de Nederlandse politiek; in de Hof Courant van 24 mei 1788 worden de cijfers en bepalingen voor de slavenhandel uitgebreid uiteengezet. Wenselijk is het, zo lees ik dat artikel tenminste, om jaarlijks 8.000 ‘slaven’ vanuit Afrika te vervoeren. Dat betekent, staat er, zo’n 30 schepen, met elk 300 personen. Reders kunnen rekenen op toelages…voor Nederland was er nog een lange weg te gaan was.

 

 

[i] Weerslag van zijn levensverhaal werd het stripboek Quaco – Leven in slavernij (Eric Heuvel & Ineke Mok, 2015).

[ii] Graag verwijs ik ook naar het blog van Esther Schreuder: https://estherschreuder.wordpress.com/2015/06/14/wist-men-het-slavernij-in-de-kranten-van-de-republiek/

[ii] Guinea of Guinee was de Europees-koloniale aanduiding voor het gebied dat grenst aan de noordelijke westkust van Afrika, vanaf Senegal tot aan Angola en onder de Sahara. Daarin ligt ook het huidige Ghana.

Leo Balai, Het slavenschip Leusden • Slavenschepen en de West-Indische Compagnie, 1720-1738, Walburg Pers.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *