Frederik Taunay in Haarlem

Toeval bestaat niet, toch? Want juist op de dag dat aflevering 2 van Geboeid te zien was, kregen wij, Dineke Stam en ik, Fredrik Taunay in het vizier tijdens ons onderzoek voor het boek Haarlemmers en de slavernij (2020). De familie Taunay was eigenaar van plantage Het Vertrouwen in Suriname, die in de documentaire bezocht wordt door nakomelingen van tot slaaf gemaakten van deze plantage. We delen graag de informatie die wij tot nu toe vonden over de familie Taunay te Haarlem. Het is dus geen kant en klaar stuk en maar een deel ervan zal in het boek komen. Correcties en aanvullingen zijn uiteraard welkom.

Kruisweg 57

Erepoort voor regentes Emma, 1892. Foto: NHA.

Net rechts naast deze hoek (foto links) op de Kruisweg moet het huis hebben gestaan van de familie Taunay. Het zal er heel anders hebben uitgezien; vergelijk het huidige hoekpand en het hoekpand op de foto rechts (zie rechts van de poort want de foto is gespiegeld). Afgaand op deze foto had dit deel van de stad toen een voornaam aanzien.

In 1829 woonden hier volgens het Volkstellingsregister van dat jaar veertien personen: het echtpaar Frederik Taunay en Elisabeth Hendrica Limes, zeven van hun kinderen,  Charlotta (de oudste zus van Frederik Taunay) en vier dienstboden. Dochter Susanna (± 1820), de zonen Jan Daniël (1815) en Daniël (1820) werden hierbij niet genoemd, maar zij waren (zie wiewaswie) net als hun moeder, broers en zussen, in Suriname geboren. Vader Frederik, zijn zus Charlotta en de eenjarige zoon Frederik waren Amsterdams van geboorte en zo ook de vier inwonende dienstboden.  

Susanna Dumion 

Susanna Dumion. Collectie: Teylers Museum.

En met Amsterdam komt Susanna Dumion in beeld, ooit slavin van Susanna Lespinasse, de grootmoeder van Frederik. Zij had Susanna Dumion vanuit Suriname meegenomen naar Amsterdam.  Susanna Dumion heeft Frederik zeker gekend en hij was een van haar erfgenamen. [1] Zij moet over de honderd zijn geweest toen zij in Haarlem kwam wonen in de Kleine Houtstraat (voor wie bekend is in Haarlem: ongeveer tegenover Soellaert). Als honderdjarige is Susanna Dumion geportretteerd. Haar portret, dat nu in bezit is van Teylers Museum, zou toen van Adriaan van der Willigen zijn geweest. Toeval of niet: hij woonde pal naast de familie Taunay aan de Kruisweg.

Taunay in Suriname

In 1826 had Frederik Taunay dit huis gekocht aan de Gravenstraat (nu Henck Arronstraat), op de hoek met de Combéstraat. Later bekend als Assemblee Gebouw. In 1996 is het afgebrand.

De familie Taunay had eind 1828 Suriname verlaten.[1] Daar bezat Frederik Taunay toen twee plantages aan de rivier de Commewijne: de suikerplantage Het Vertrouwen (in de volksmond Toné of Tony) en de naastgelegen koffieplantage Frederiksburg. Bovendien was hij in 1826 ook eigenaar geworden van de grond Thyronne aan de overkant . [2] Datzelfde jaar had hij eveneens een indrukwekkend groot huis gekocht aan de Gravenstraat (huidige Henck Arronstraat) op de hoek met de Combéstraat.

Frederik Taunay verdiende ook zijn geld als mede-administrateur van andere plantages. In 1829 waren dat er zo’n twintig. Zijn zwager, de Haarlemmer Isaac van der Smissen, met wie hij in 1826 een handelskantoor bestierde, had tijdens zijn afwezigheid deze taak overgenomen evenals het beheer van zijn plantages.

Volgens een aantekening in het Volkstellingsregister van 1829 was Frederik Taunay dat jaar op reis naar Suriname, waarschijnlijk met het doel zijn zaken te regelen voor een definitief vertrek uit Suriname. In 1830 – dat jaar was Frederik Taunay dus in Suriname – kocht hij de verlaten plantage Campenburg, gelegen naast Het Vertrouwen. Met Frederiksburg, die volgens de Surinaamsche Almanak 1831 (deze gaat over 1830) ook ‘verlaten’ zou zijn, voegde hij Campenburg met Het Vertrouwen samen tot één suikerplantage. Later zou hij ook, zo blijkt uit zijn testament van 1850, de buurplantage La Singularité in handen krijgen, waar een suikerstoommachine stond.[1] Thyronne had hij in 1838 weer van de hand gedaan. [2]

De plantages Het Vertrouwen, Campenburg, Frederiksburg en Thyronne, eigendom van Taunay.

Frederik Taunay was met zijn Surinaamse carrière in de voetsporen getreden van zijn vader en grootvader. De laatste, Jan Paulus Taunay, had in 1747 de grond van Het Vertrouwen verworven en daarop een koffieplantage laten aanleggen. [3] Na zijn dood ging de plantage over naar zijn zoon Jan Frederik, de vader van Frederik, en andere familieleden (‘F.Taunay c.s.’). Met het overlijden van Jan Frederik in 1816 – deze was tevens slavenhandelaar geweest op de kust van westelijk Afrika – werd Frederik Taunay de eigenaar; voor het jaar 1817 staat hij als zodanig vermeld in de Surinaamsche Almanak van 1818. Een jaar later, in 1818, kwam daar plantage Frederiksburg bij, dat eerder eigendom was geweest van de familie Lespinasse en later van ‘negotiatiefonds Luden en Speciaal’. [4]  

In welk jaar Frederik Taunay precies naar Suriname ging vanuit Amsterdam? Een zoon van Jan Frederik zou zich er in 1801 hebben gevestigd. [5] Dit zal Frederik zijn geweest. Hij huwde er in ieder geval in 1809 met de Surinaamse Elisabeth Henrica Limes en hij is tot aan eind 1828 in Suriname gebleven. In de Surinaamse volksjaartelling van 1811 worden beiden overigens aangeduid als  ‘coloured’.[6] Dat laatste lijkt geen betrekking te hebben op Frederik, als we afgaan op zijn portret. En dat geldt ook voor zijn broer Jan Paulus die in Velzen woonde, en  van wie eveneens een portret bekend is. [7]

Frederik Taunay (1781-1850), Anoniem, RKD, IB00057494.[8]

‘Gekleurd’ zou wel van toepassing kunnen zijn op twee kleinkinderen van Frederik Taunay: Jacques August Adrien (1857-1892) en Henri Charles Taunay (1867-1902), zonen van Adriaan Taunay (Paramaribo 1818) en Augustua Maria Kühn (Paramaribo 1821). Deze zoon zou Nederlands-Indië carrière maken.

Taunay’s reputatie

Terug naar Frederik Taunay. Taunay bezat bij zijn huwelijk in 1809 geen plantages. Hij bekleedde wel bestuurlijke functies en was mede-administrateur van tientallen plantages; in 1817 was hij dat voor 37 plantages, tien jaar later waren dat er bijna zestig.[9] Een positieve reputatie genoot hij allerminst, als we afgaan op wat Julien Wolbers (1861) over hem schrijft [10] Tijdens het Engelse bewind zou Taunay gefraudeerd hebben. Hij zou onder meer plantageoogsten aan Engeland hebben verkocht en zich schuldig hebben gemaakt aan overfacturering van aankopen en vrachtbrieven voor de plantages. Daarmee zou hij de eigenaren benadeeld hebben.  Toen dit in 1813 uitkwam, verbood gouverneur Bonham hem nog langer buitenlandse administraties te voeren en moest hij zijn functie als raadsheer van politie neerleggen. Later werd het besluit teruggedraaid. Een jaar later echter werd hij geschorst als bestuurder, omdat hij zich had misdragen. Hij kreeg daarbij een boete opgelegd van 12.750 gulden. Bonham vond de straf te mild en in zijn beklag aan zijn meerderen te London bracht hij Taunay’s reputatie naar voren: Faunay zou ‘over het algemeen [bekend staan] als de wreedste man in de kolonie [bekend is]’. Wreedheid lijkt mij eigen aan elke plantage-eigenaar en elke slavenhandelaar. Iemand in Suriname expliciet als ‘wreed’ karakteriseren, doet het allerergste vermoeden over zijn omgang met slaafgemaakten en maakt nieuwsgierig naar meer bronnen die hierop wijzen.  

Plantage-eigenaar op afstand

Het gezin Taunay-Limes kwam in 1829 in Haarlem wonen, na een kort verblijf in Amsterdam;  eind 1828 wordt in Amsterdam Frederik jr. geboren en Amsterdam wordt ook genoemd in het overlijdensbericht van de negentienjarige zoon Jacques Jan in februari van 1829.[11] Frederik zou in Haarlem, na de onderbreking in 1829 en 1830, voortaan plantage-eigenaar op afstand zijn. Het dagelijks beheer ervan had hij overgedragen aan derden, voorlopig althans, want later namen zijn zonen Jan Daniël en Frederik deze taak op zich. Ook zijn schoonzoon Daniel Willem Croockewit en zijn dochter Susanna vertrokken naar Suriname – zij waren in 1846 te Haarlem gehuwd-. Croockewit  werd eigenaar van plantage St. Eustatius en staat ook te boek als mede-administrateur, onder meer van plantage Het Vertrouwen .[12]

[check]

In 1831 kocht Frederik Taunay in Bloemendaal aan de Busken Huëtlaan 6 buitenplaats De Beek met overplaats dat tot in de jaren veertig zijn bezit bleef.[13] In 1831 kreeg het echtpaar daar nog een zoon: Charles Jacques.[14]  Twee jaar later overleed Elisabeth Henricus Limes er; tien kinderen waren toen nog in leven.

Buitenplaats De Beek, Busken Huëtlaan 6, Bloemendaal. Foto: Collectie Noord-Hollands Archief. Het huis werd in 1893 gesloopt en vervangen door een anders, inmiddels eveneens gesloopt huis.[15] Foto: F.D. Bijleveld, Noord-Hollands Archief, collectie Kennemerland.

Barteljorisstraat 16

Uit het Volkstellingsregister van Haarlem van 1839 blijkt dat Taunay met deze Bloemendaalse aankoop de banden met Haarlem niet verbroken had: Frederik Taunay – bij zijn beroep staat nu ‘koopman’-  zes van zijn kinderen, een gouvernante en vijf dienstboden stonden dat jaar ingeschreven op een adres in de Barteljorisstraat: wijk 5 nr. 197, huidig nummer 16. In huis woonde een andere vrouw uit Suriname: de negenzestigjarige Anna Maria Schevening, de moeder van Elisabeth Hendrina Limes.[16]  

Barteljorisstraat 16, foto: 17 december 2019.

Vergoedingen in 1863

Frederik Taunay heeft waarschijnlijk tot ver in de jaren veertig in Haarlem gewoond. [17] Hij overleed in 1850 te Amsterdam. Een sociëteit van eigenaren, onder leiding van zoon Jan Daniël, was voortaan eigenaar van de plantages, zoals Frederik dat had verlangd. Zijn kinderen had hij aangewezen als zijn erfgenamen. Bij de afschaffing van de slavernij in 1863 waren acht kinderen Taunay nog in leven. Allen ontvingen een vergoeding voor elke man en vrouw en voor elk kind dat zij tot dan toe tot hun bezit hadden gerekend. Het ging hier om 410 tot slaaf gemaakten. Voor ieder van hen ontvingen de kinderen van Frederik Taunay 300 gulden ‘compensatiegeld’. Dit betekende dat elke zoon of dochter van Taunay bijna 15.000 gulden ontving – in 2018 had dit bedrag een waarde van ongeveer 160.000 euro.[18]  Geen van hen woonde toen nog in Haarlem.

Naschrift

Waarom Frederik Taunay in Haarlem ging wonen? Waarschijnlijk had hij er al familie, de reden dat ook Susanna Dumion naar Haarlem verhuisde (zie ook J.J.Vrij 2015, noot 1 helemaal onderaan). Er woonde aangetrouwde familie, maar ook de naam Taunay komt in Haarlem begin negentiende eeuw voor. Adriaan Taunay (broer van Frederik, geboren 1789) wordt in een archiefstuk vermeld als inwoner van Haarlem in 1813. In het bevolkingsregister van 1811 komt hij overigens niet voor, Susanna Dumion evenmin. Charlotta, zus van Frederik, zou in 1828 op de Breestraat wonen. Het jaar daarna trekt ze in bij haar broer aan de Kruisweg. Twee ongehuwde vrouwen met de naam Taunay woonden op het Verwulft. [19] Het Bloemendaals Begin, waar eerder een zus van Frederik Taunay verbleef – zij ging met Isaac van der Smissen naar Suriname en zou aldaar met haar man inwonen bij Frederik Taunay – was halverwege de negentiende eeuw in handen van een weduwe Taunay.[20] Zij kan directe familie zijn van Frederik, maar ook van broer Jan Paulus die op buitenplaatsen woonde in Velzen en Bloemendaal.

Tot zover de stand van zaken voor wat betreft de informatie over Frederik Taunay in Haarlem. Aan Susanna Dumion wijden Dineke en ik in ons boek uiteraard een apart hoofdstuk. Dat doen we ook voor Taunay’s zwager Isaac van der Smissen die in Suriname nauw met hem samenwerkte. [21] Hoe de rol van Elisabeth Limes precies was? Zij bezat een erf in Paramaribo,[22] maar voorlopig concentreren we ons op Frederik Taunay, hun kinderen en op degenen die zij in Suriname letterlijk tot hun eigendom rekenden.


Noten

De verwijzingen naar de eerste noten zijn p.o. helemaal onderaan terecht gekomen.

[1] Zie toelichting NA, 2.02.09.08, inv.228.

[2] NL-HaNA, Plantage Spieringshoek, 2.20.28, inv.nr. 2

[3] Philip Dikland 2001 ‘Koffieplantage “Het Vertrouwen” aan de Commewijnerivier’. Database Suriname Heritage Guide, geraadpleegd 15-12-2019. Dikland vermeldt dat gegevens uit de achttiende eeuw incompleet zijn. 

Niet alle gegevens hier kloppen echter. Frederik Taunay is al eerder dan 1820 eigenaar van T Vertrouwen: in de De Surinaamsche Almanak van 1818 (deze gaat over 1817) wordt F. Taunay als eigenaar vermeld. Zijn vader Jan Frederik Taunay c.s. werden in de Almanak van 1793 gemeld als eigenaar. Zij nemen de plantage dan over van hun moeder, die als weduwe na het overlijden van haar man Jean Paul (1848) de plantage op afstand in eigendom had.  

[4] Deze laatste informatie is ontleend aan Philip Dikland 2001 (zie 3.), database Suriname Heritage Guide. Geraadpleegd 12-12-2019. Bij de informatie wordt ten onrechte (en zo ook op Wikipedia) voor de periode na 1820 Jan Frederik Taunay als eigenaar genoemd, maar deze is in 1816 overleden. Het moet zijn: Frederik Taunay.   

[5] Jean Jacques Vrij 2015, noot 1. geheel onderaan.  

[6] Transcript Denie Kassan, List of the Free Coloured and Black Population of Surinam d.d. 1811/ Overzicht van de Vrije gekleurde en zwarte bevolking van Suriname d.d. 1811. Foliumnr. 3, inv.nr. 278/22.Deniekassan.nl, geraadpleegd 15-12-2019.  [nog raadplegen op microfiches NA]

[7] https://rkd.nl/nl/explore/images/263610, geraadpleegd, 16-12-2019.

[8] Aldus vermeld in het digitale archief Collectie Nederland, geraadpleegd 15-12-2019. Volgens informatie RKD, geraapdleegd 15-12-2019: ‘Daguerreotypie naar schilderij (?) door J.C. Hamburger. Beschrijving: In donker kostuum met vadermoorders en zwarte strikdas. Met grijzende bakkebaarden. Herkomst: Centraal Bureau voor Genealogie; schenking aan het Prentenkabinet Leiden, 1975.’

[9] Gebaseerd op gegevens in De Surinaamsche Almanak van de jaren 1818 en 1828. Deze hebben betrekking op respectievelijk de jaren 1817 en 1827. 

[10] J. Wolbers 1970 Geschiedenis van Suriname, facsimile uitgave Amsterdam: S. Emmering, p. 575,588, 589 (digitale versie), 1e druk 1861 Amsterdam: H. de Hoogh.

[11] CBG-verzamelingen: ‘ Taunay voor 1970’.

[12] Almanak voor de Nederlandsche West-Indische bezittingen, en de kust van Guinea. Jaargang 1859. Den Haag: De Gebroeders van Cleef (digitale versie) .

[13] Christian Bertram 2012 ‘De Beek’, onh.verhaal/de-beek geraadpleegd 15-12-2019.

[14] Wiewaswie, geraadpleegd 14-12-2019.

[15] Het Noord-Hollands Archief heeft een andere foto van dit huis uit 1880, dat er geheel anders uitziet: , NL-HlmNHA_54023195. Het is nog de vraag op welke nu het huis van rond 1830 staat.

[16] Dit valt op de maken uit de aangifte door Frederik Taunay van het overlijden van zijn schoonmoeder in 1848. Zij is dan 77 jaar oud; Anna Maria Schevening zou in 1848 eveneens 77 jaar oud zijn. CBG-verzameling onder Taunay ‘voor 1970’, geraadpleegd 16-12-2019.

[17] Toen zijn dochter Susanna huwde in 1846 werd de Barteljorisstraat als adres vermeld. Frederik gaf Haarlem op bij de aangifte van het overlijden van zijn schoonmoeder in 1848.

[18] http://www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php, geraadpleegd 16-12-2019.

[19] Dit blijkt uit akte 172

[20] https://www.buitenplaatseninnederland.nl/bloemendaal-bloemendaals-begin.html, geraadpleegd 17-12-2019. De informatie lijkt niet helemaal te kloppen, aangezien tevens vermeld staat dat de buitenplaats in 1855 wordt verkocht.

[21] Isaac van der Smissen zou in 1849 ook een voorstel schrijven voor en stapsgewijze ‘emancipatie’ van tot slaaf gemaakten.  

[22]  Zie haar naam in het zogeheten Concordans van Paramaribo 1817.  



[1] Testament was opgemaakt in Amsterdam, 1780. Stadsarchief Amsterdam, 1 NOTA02089000393. Zie voor meest recente informatie over Susanna Dumion J..J. Vrij 2015 ‘De levens van susanna Dumion en twee andere Afro-westindische vrouen in de 18e eeuw’, in: Wi Rutu, tijdschrift voor Surinaamse Geneologie, jaargang 15, nr. 1, p. 18-31.

[1] De Surinaamsche Courant van 8 december 1828 vermeldt dat E.H. Limes op 18 oktober te Amsterdam is bevallen van een zoon. Volgens de Gepriviligeerde Surinaamsche Courant van 17 november 1828 is F. Taunay ‘uitlandig’.

[2] In Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1827 (betreft het jaar 1826) wordt F. Taunay voor het eerst als eigenaar van de verlaten grond Thyronne genoemd. In Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1831 (betreft het jaar 1830)   

[1] Volgens toelichting bij de foto uit 1892 zou het hoekhuis Kruisweg nr. 55 zijn. De Taunay’s woonden volgens de omnummeringsgids op nr. 57, het nummer van het huidige hoekpand. Het lijkt erop dat zij toch ietsje verder van de hoek woonden, die panden zijn van na 1829.   


   







6 antwoorden
  1. Inger Israel
    Inger Israel zegt:

    Met veel belangstelling heb ik jouw aanzet tot een onderzoek gelezen naar Frederik Taunay in Haarlem en ben zo vrij geweest om deze te downloaden. Ik heb nl. uitgebreid genealogisch onderzoek gedaan naar deze familie.’ De Taunays behoren tot mijn voorouders. Mijn onderzoek begint vanaf de18e eeuw bij de ouders van van Mariana van Scheveningen (moeder van Elisabeth Hendrina Taunay-Limes) en loopt door tot nu. Uw verhaal bevat soms nieuwe informatie voor mij, maar ook veel bekende feiten, en, er zijn gegevens die nagezocht moeten worden. Ik ga uw informatie vergelijken met alles wat ik heb en kom er graag op terug. Heeft u belangstelling hiervoor? Ik hoor het graag. Met vriendelijke groet.

    Beantwoorden
  2. Jeroen
    Jeroen zegt:

    Ik ben hier beland omdat deze naam voorkwam de serie ‘geboeid’ waarin zwarte Nederlanders teruggaan naar hun (slaven)roots in Curacoa en Suriname. Zeer interessante en schokkerende serie en hoewel ik als Oost-Nederlander in mijn voorouders waarschijnlijk geen slaven of slavenhouders zal hebben gehad intressant om naar te kijken. Dit mag absoluut niet worden vergeten. Wat mij vooral schokkeerd is de onmenselijkheid hoe er met deze zwarte mensen, afrikanen die gekidnapt naar de plantages werden gebracht en daar van smorgen vroeg tot savonds laat moesten ploeteren voor hun meester die ze om het minste of geringste de meest vreselijk lijfstraffen gaf. Wat mij intrigeert zeker in deze tijd waairn de discussie over het zwarte verleden van de Nederlandse slavenhandel hot topic is is wat deze mensen drijft zo onmenselijk met anderen om te gaan en ze te gebruiken als slaven. De huidskleur lijkt hier een belangrijke factor te spelen maar ook in de Europese cultuur zien we dit vreselijke onmenselijke systeem van uitbuiting en onderdrukking terug. Hoe de vroegere adel arme boeren en burgers onderdrukte, berechte en misbruikte voor hun eigen doelen. Ik zou het intressant vinden dat hier eens een thema aan gewijd werd want ik denkt dat de adel en een monarchie een voorloper is op de vreselijke uitbuiting (in een hele ander gradatie) in de transatlantische slavenhandel.

    Beantwoorden
    • Ineke Mok
      Ineke Mok zegt:

      Dag Jeroen (achternaam?), dank voor je reactie. Of die relatie met de manier waarop de adel met anderen omging een voorbode was voor de slavernij, die relatie kun je niet zo leggen, de factor macht is de gemeenschappelijke deler. Maar slavernij komt en kwam ook voor in gebieden waar geen adel is. Groet! Ineke

      Beantwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Laat een antwoord achter aan Ineke Mok Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *